thumb image
Baby

Baby’s (0-1,5 jaar)

Baby’s (0 tot 1½ jaar) worden thuis in hun vertrouwde omgeving onderzocht en behandeld. Op deze manier kan concreet en praktisch advies gegeven worden in de thuissituatie.
Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de houding van baby’s met een voorkeurshouding,

Een voorkeurshouding houdt in dat uw kindje liggend op zijn rug steeds naar dezelfde kant kijkt en dus altijd op dezelfde kant van zijn hoofdje ligt. Dit gedrag kan zijn oorsprong hebben in de zwangerschap. Het kan echter ook ontstaan tijdens de geboorte of de eerste paar weken na de geboorte. U kunt deze voorkeurshouding zelf signaleren. Het kan ook zijn dat de consultatiebureau-arts u hierop wijst. Door de voorkeurshouding en het langdurig op een kant van het (achter)hoofd liggen ontstaat er soms een afplatting of een scheve stand van het hoofdje. Een voorkeurshouding kan er ook toe leiden dat een kindje zijn armen en benen niet aan beide kanten evenveel beweegt, dat de baby niet recht kan liggen of het hoofdje niet recht kan houden. De eenzijdige voorkeur kan het kind zelfs belemmeren in de verdere ontwikkeling.

 

Wat kunt u zelf doen?
U kunt hier als ouders zelf iets aan doen door simpele veranderingen aan te brengen in de dagelijks activiteiten van uw baby. Stimuleer uw kindje om naar de andere kant te kijken bij het voeden, het verschonen, het naar bed gaan, het spelen of het dragen. Daarnaast is het van belang om uw baby zo vaak mogelijk op de buik te leggen wanneer hij of zij wakker is. In brochures bij uw consultatiebureau-arts of kinderoefentherapeut kunt u over dit onderwerp meer informatie krijgen.

 

Waar kan ik terecht voor advies?
Helpen deze adviezen onvoldoende of voelt u zich toch niet zeker dan kunt u altijd terecht bij de kinderoefentherapeut. Deze kan uw kindje onderzoeken en bepalen of er inderdaad sprake is van een voorkeurshouding. De kinderoefentherapeut kan u helpen en begeleiden bij het verminderen van de voorkeur. Ook kan de kinderoefentherapeut bepalen of er een bijzondere oorzaak is voor het afwijkende gedrag. U kunt hierbij denken aan problemen in de nek, rug of heupen. Als er sprake is van een afplatting van het hoofdje kan de kinderoefentherapeut met een meting u duidelijkheid geven over de mate van afplatting. Dit is prettig om te weten en vaak geruststellend. De meting is ook van belang om te bepalen of helmtherapie nodig is. Helmtherapie wordt echter enkel gegeven bij ernstige afplatting of asymmetrie van het hoofdje. Dit wordt verder samen met de kinderarts bepaald.